Dag 4 : Rabanal del Camino - Molinaseca = 25km (reeds 95 km gedaan). Weeral veel te vroeg word het licht op de slaapzaal aangestoken. Het is nog pikkedonker buiten. Waarom wil iedereen nu al vertrekken? Ik kan het aannemen dat men in de zomer, vooraleer het snikheet wordt, in de voormiddag een zo groot mogelijke afstand wil afleggen. Maar nu in deze periode van het jaar? Hoe dan ook vindt ik het veeeeel te vroeg. Het late uur en het iets te groot alcoholgebruik van gisteren zullen er natuurlijk ook wel voor iets tussen zitten. Maar houten kop of niet, bedje uit, rugzak pakken, toilet maken, ontbijten en op weg. We bezoeken eerst nog het dorpskerkje voor we de prachtige natuur intrekken. Even buiten het dorp verpozen we nog even om te genieten van een prachtige zonsopgang, waaruit we alle mo-gelijke energie absorberen om aan de klim naar het hoogst punt van de Camino, het Cruz de Ferro te beginnen. Het stofferige pad gaat gestaag in stijgende lijn en we doen er ruim twee uur over om de luttele afstand van zes kilometer naar Foncebadon te overbruggen. Volgens hetgeen Alfons ons vertelde zou Foncebadon een volledig verlaten ruïne moeten zijn doch niets is minder waar want we treffen hier niet minder dan drie albergues aan. Het uitzicht op het omringende landschap is overweldigend, het is een erg fotogenieke plek. Dit en het prachtige zonnige weer geven ons meer dan genoeg energie om de stijle weg naar de Cruz de Ferro, waar we zoals afgesproken op de Fransen zullen wachten, verder te zetten. Onderweg zoeken we naar een geschikte steen om mee naar boven te nemen. De traditie wil namelijk dat pelgrims al eeuwenlang van huis een steen meenemen om deze onderaan het kruis te leggen om alzo hun zorgen en wensen achter te laten. De steen die ik in Lierde uitzocht om mee te brengen ligt waarschijnlijk nog geduldig op de kast te wachten om in mijn rugzak gestoken te worden. Gewoon vergeten dus. Maar we zijn er van overtuigd dat een plaatselijke steen even goed onze zorgen en verlangens kan bevatten.We zijn natuurlijk eerst boven en installeren ons dus maar gemakkelijk om, zoals afgesproken, op de groep Fransen te wachten. Het Cruz de Ferro voldoet eigenlijk wel niet aan mijn verwachtingen. Het is een klein ijzeren kruis dat boven op een lange houten paal staat. De paal rust in een grote hoop stenen waarop de pelgrims, spijtig genoeg, niet enkel hun steen met zorgen en wensen achterlaten doch ook een hele boel vuile vieze troep.We hebben zo lang gewacht en nu iedereen van de groep hier is slagen we er maar niet in om ze allemaal samen op de foto te krijgen. Marcel en ik houden het voor bekeken en zetten onze weg verder. We zien iedereen vanavond wel in Molinaseca, hopen we toch. De zon staat ondertussen hoog boven ons en het is verdomd warm. Het zweet loopt van mijn rug. Gelukkig zit het moeilijkste deel van de etappe erop. We dalen doch plots gaat de weg terug de hoogte in. We maken een stop in Manjarin, een gehucht met één huis en de nodige aangebouwde koterijen. We lijken in een heuse hippie commune aangekomen. De oudere sekteleider gaat juist aan het dagelijks ritueel beginnen waarbij hij in Tempelierornaat, een groot zwaard in de hand, met enkele kompanen een Mariabeeld naar buiten brengt. We proeven van de klaarstaande koffie en gaan even naar de te koop aangeboden prularia kijken. Marcel wil een foto van mij en de bebaarde Tempelier nemen doch deze verdwijnt plots achter een gordijn, dat er al even vuil en vies uitziet als zijn wit-grauw overkleed met groot rood Tempelierkruis. Begeleid door prachtige gregoriaanse muziek verlaten we het "kampement, maken nog wat foto's en staan even verwonderd stil bij de wegwijzer met daarop "MERE 2000km". Andere steekgenoten gingen ons blijkbaar vooraf. We klimmen nog even doch dan gaat de weg plotseling steil naar beneden. Het landschap is prachtig doch het pad is hier gevaarlijk door de vele losse stenen. Deze afdaling is veel lastiger en vermoeiender dan de klim van 's morgen. Onderweg komen we Don Alfonso terug tegen en met ons drie bereiken we El Acebo. Dit dorp heeft blijkbaar maar één straat, met oude huizen met balkons aan beide kanten. De straat is zo smal dat men elkaar van op de balkons aan beide zijden bijna de hand kan geven. Het is warm en ik zweet als een rund. Tijd voor een stevige pint en bocadillo. Na het versterken van de innerlijke mens gaan we terug op pad. We blijven via rotsige bergpaadjes dalen tot in Riego del Ambros. Onderweg vindt ik de geschikte wandelstok waardoor het afdalen plots heel wat makkelijker gaat. Om 14u30 komen we toe in Molinaseca, een gezellig stadje. Wij verblijven, even buiten het centrum, in de privé albergue "Santa Marina". Ruime slaapzaal zonder stapelbedden en duidelijk meer luxe. Niet verwonderlijk dat de huidige paus hier toentertijd als priester overnachte tijdens zijn pelgrimstocht naar Santiago. Ik heb mijn eerste blaar …. op mijn duim ….. door mijn wandelstok. Het is een raar zicht als 's avonds iedereen zijn voetblaren aan het verzorgen is terwijl ik "compeet" op mijn duim aanbreng. Daarjuist hebben we enkele Nederlandse dames ontmoet die dachten dat we bij de groep van Don Alfonso behoorden en ons verweten voor luxepelgrims. Marcel en ik zijn terecht verontwaardigd want in tegenstelling tot de Fransen, die vervoer hebben voor hun bagage, sleuren wij wel degelijk onze zware rugzakken steeds met ons mee. We hebben het de dames dan ook eens goed onze mening gezegd. Die, aan hun spottende glimlachjes te zien, blijkbaar ongeloofwaardig overkwam. Verder is het een prachtige avond en onder een twinkelende sterrenhemel ontschors ik mijn gevonden wandelstok.
terug, Santiago de Compostela.